“IQ kan met 7 punten[1] zakken na ernstige infectie met COVID-19, blijkt uit grootschalig Brits onderzoek”. Met deze kop pakte VRT NWS uit op maandag 16 augustus 2021. Centraal in het artikel is een Britse studie die licht werpt op een ander aspect van de COVID-ziekte, welke tot nog toe vooral beperkt zijn gebleven tot het lichamelijke, en doet de bezorgdheid over mogelijke cognitieve gevolgen van de zogeheten ‘long covid’ toenemen.
The Great British Intelligence Test
De studie waarnaar men in het artikel verwijst is verschenen in EClinicalMedicine, een publicatieblad van TheLancet, en is uitgevoerd door het Imperial College in Londen. De groots opgezette studie is indrukwekkend in haar steekproefgrootte: men beschikt over data van meer dan 80,000 proefpersonen. Het bestuderen van de impact van een COVID-besmetting op het cognitief functioneren was echter niet het oorspronkelijke opzet – de studie had aanvankelijk tot doel het in kaart brengen van de ‘intelligentie van het land’, een initiatief van het Imperial College en de BBC genaamd The Great British Intelligence Test. Na de uitbraak van de COVID-pandemie zag men de kans om de data van deze proefpersonen aan te vullen met informatie over o.a. COVID-besmettingen en hospitalisatiegraad. Door ten slotte ook post-metingen te doen was men in staat om COVID-infecties in verband te brengen met het cognitief functioneren. De resultaten waren op z’n zachtst gezegd opvallend.
De meest in het oog springende resultaten werden gevonden in de groep van proefpersonen die niet enkel aangaven besmet te zijn geweest met het COVID-virus, dit waren een slordige 13,000 mensen, maar als gevolg van hun besmetting ook gehospitaliseerd zijn geweest en/of nood hadden aan kunstmatige beademing. Kortom: het betreft hier de ‘ernstige’ groep proefpersonen. Bij deze groep, het gaat om zo’n 200 mensen, stelde men een gemiddelde daling van 7 IQ-punten vast. Voor mensen die niet meteen thuis zijn in intelligentieonderzoek zal dergelijk cijfer eerder weinig betekenisvol zijn. De onderzoekers geven wat meer betekenis aan dit resultaat door aan te geven dat een dergelijke daling vergelijkbaar is met de (normale) cognitieve achteruitgang die we zouden verwachten bij een persoon na zo’n 10 jaar veroudering. Of anders gezegd: een ernstige COVID-infectie kan de cognitieve capaciteit bij sommige mensen in één klap met een decennium aan veroudering achteruit te doen gaan.
Naast een achteruitgang van de globale cognitieve vaardigheid werpt het onderzoek ook licht op de mate waarin verschillende specifieke cognitieve vaardigheden beïnvloed zijn. De resultaten geven aan dat niet alle aspecten van de intelligentie even zwaar aangetast zijn. Volgens de onderzoekers zouden vooral het redeneer- en probleemoplossend vermogen de grootste dalingen vertonen. Dit lijkt enigszins begrijpelijk, aangezien het hier ‘executieve’ taken betreft waarbij het redeneren (beslissen over relaties tussen woorden) en probleemoplossing centraal staan. Het kortetermijngeheugen daarentegen lijkt slechts minimaal of niet beïnvloed te zijn geweest.
'ICU brain' en cognitieve inactiviteit
De conclusies waartoe men komt zijn op het eerste zicht zorgwekkend. Tegelijkertijd hoeven ze eigenlijk ook niet te verbazen. Als men weet dat sommige hospitalisaties van mensen met een ernstige COVID-infectie bijzonder lang kunnen duren, met daarbuiten ook nog lange(re) revalidatieperiodes die worden gekenmerkt door heel wat inactiviteit, dan is het niet onlogisch om te denken dat dit gegeven ook hier meespeelt. Men spreekt hier ook wel eens van ‘ICU[2] brain’, een term die verwijst naar het fenomeen van patiënten die na hospitalisatie last hebben van cognitieve problemen. Eén van de redenen hierbij is het feit dat men bij intensieve zorgen gebruik maakt van kalmeringsmiddelen, bijvoorbeeld om angst en fysiek ongemak te verminderen. Heel wat patiënten die aan een beademingstoestel lagen na een ernstige COVID-infectie werden bijvoorbeeld in een kunstmatige coma geplaatst. Dit soort ingrepen vertraagt de hersenactiviteit, wat zijn weerslag heeft op de cognitieve functie. Hoe langer men zich in dergelijke toestand bevindt, hoe groter de kans nadien is op verwarring, desoriëntatie en concentratieproblemen.
Ander onderzoek heeft overigens aangetoond dat wanneer iemand qua algemene levensstijl minder actief wordt, bijvoorbeeld wanneer iemand met pensioen gaat en zijn of haar activiteit stopzet, de cognitieve capaciteiten ook merkbaar dalen (meer dan het geval is bij de nog actieve of werkende leeftijdsgenoten). Deze daling in cognitieve vaardigheid resulteert dan ook in een daling van het zogeheten ‘IQ’ (cf. supra). Kortom: je zou wat cognitie betreft zeker kunnen spreken van een soort algemeen use it or lose it principe.
Hoewel sedatie en cognitieve inactiviteit wellicht geen volledige verklaring kunnen bieden voor de vastgestelde resultaten, spelen deze zaken vermoedelijk wel mee. De prangende vraag die zich echter opdringt is of de daling in cognitieve capaciteiten blijvend is wanneer activiteiten terug hervat worden zoals voor de COVID-infectie. Kan men de ‘verloren IQ-punten’ met andere woorden ‘terugwinnen’? Of de vastgestelde cognitieve achteruitgang zich bij deze mensen geleidelijk aan zal herstellen zal de komende tijd moeten blijken. Gezien de onvoorspelbaarheid van dit vieze COVID-beestje blijkt dit voor vele experts helaas nog koffiedik kijken.
CHC-model en psychometrie
Het zou als ontwikkelaar[3] van cognitieve vaardigheidstests een gemis zijn om het door het Imperial College gebruikte instrument niet even onder de loep te nemen. Centraal in dit verhaal staat immers de meting van cognitieve vaardigheden bij deze verzamelde steekproef. Zonder echter overdreven kritisch te willen zijn, valt terecht de vraag te stellen in hoeverre men de cognitieve capaciteiten zuiver in kaart heeft gebracht, en bijgevolg in welke mate de hieraan verbonden conclusies valide zijn.
De gehanteerde testbatterij bestond uit een reeks van cognitieve taken of opdrachtjes. Concreet moest iedere proefpersoon 9 subtests doorlopen waarbij iedere subtest een ander (deel)aspect van de cognitie meet (zie Figuur 1).
Wanneer we bovenstaande batterij bekijken door de bril van het CHC-model[4], dan valt al snel op dat we subtests die het redeneer- of probleemoplossend vermogen goed meten (in de CHC-taxonomie plaatsen we die onder de noemer van de zogeheten vloeiende intelligentie, afgekort als Gf) amper kunnen terugvinden. Nochtans was het precies deze cognitieve vaardigheid waar de onderzoekers de grootste terugval vaststelden. Van de 9 gehanteerde subtests lijken slechts 3 ervan enigszins in aanmerking te komen als ‘maat’ voor (aspecten van) de vloeiende intelligentie: Blocks, Tower of London en Verbal Analogies. Of deze subtests echter in aanmerking komen als ‘zuivere’ maat voor Gf is maar zeer de vraag. Met name bij de subtests Blocks en Tower of London lijkt ook een andere brede cognitieve vaardigheid een rol te spelen, namelijk deze van de visuele informatieverwerking[5]. Ook bij Verbal Analogies zou men kunnen stellen dat niet uitsluitend het redeneervermogen een rol speelt, maar zeker ook woord- of taalkennis (wat in de CHC-taxonomie behoort tot de ‘gekristalliseerde intelligentie’, afgekort als Gc).
Hoewel we zeker niet kunnen stellen dat Gf-gerelateerde aspecten niet met deze subtests gemeten worden, lijkt er mogelijkerwijze sprake te zijn van een ‘interfererende lading’ bij de gekozen subtests waardoor deze een minder zuiver beeld opleveren van de corresponderende cognitieve vaardigheid. We stellen ons dan ook de vraag of de onderzoekers er niet beter aan hadden gedaan om andere subtests te selecteren waarbij er minder discussie is over de cognitieve vaardigheden die worden aangesproken en de mate waarin deze ten opzichte van elkaar doorwegen.
Tot slot hebben we nog enkele aanvullende bemerkingen over de gehanteerde testbatterij. Wat de diagnostiek van cognitieve vaardigheden in het bijzonder betreft kan het volgende nog worden opgemerkt:
Ook dit zijn zaken die een invloed zouden kunnen hebben op de algehele kwaliteit van de testbatterij en de zuiverheid van de metingen.
Ondanks deze licht kritische noot zijn de bevindingen van het Imperial College hoe dan ook bijzonder interessant. Het zou dan ook meer dan de moeite waard zijn om bovenstaande studie te repliceren gebruik makend van andere cognitieve vaardigheidstests, geplaatst binnen het CHC-structuurmodel, om na te gaan of de gevonden verbanden zich herhalen.
Figuur 1. 1. Blocks, a test designed to measure spatial problem solving. 2. Tower of London, designed to test measures of spatial planning. 3. Digit span, a test designed to measure working memory. 4. Spatial span, a test designed to measure spatial short-term memory capacity. 5. Target detection, designed to measure spatial visual attention. 6. 2D manipulation, a test designed to measure the ability to spatially manipulate objects in mind. 7. Verbal analogies, measuring semantic reasoning abilities. 8. Word definitions, assessing the ability of individuals to identify the correct definitions of words. 9. Face emotional discrimination, designed to measure an individual’s ability to identify and discern between emotions.
[1] Zowel in het artikel van VRT NWS als in het audiofragment wordt op bepaalde momenten van ‘procent’ gesproken. Vermoedelijk is dit het gevolg van onachtzaamheid. Het IQ wordt uitgedrukt in zogeheten ‘IQ-punten’, en niet in percentages. Het gaat hier m.a.w. niet om een daling van 7 procent, maar van 7 IQ-punten.
[2] ICU = Intensive Care Unit
[3] Het Psychodiagnostisch Centrum (PDC) heeft als expertisecentrum uitgebreide ervaring in testontwikkeling en testadaptatie, in het bijzonder wat betreft cognitieve vaardigheidstests.
[4] Meer informatie over het CHC-model kan je hier vinden.
[5] D’Antuono, Giovanni & La Torre, Francesca & Marin, Dario & Antonucci, Gabriella & Piccardi, Laura & Guariglia, Cecilia. (2016). Role of working memory, inhibition, and fluid intelligence in the performance of the Tower of London task. Applied Neuropsychology: Adult. 24. 10.1080/23279095.2016.1225071.