Wie lichamelijk ziek is, wordt grondig onderzocht. En de factuur blijft voor de patiënt doorgaans beperkt. Wie echter mentaal ziek is en zoekt naar antwoorden, die bereidt zich best voor op een lange wachtlijst of zal diep in de buidel moeten tasten. Dit is zo ongeveer de conclusie van de Pano-reportage die op dinsdag 22 oktober werd uitgezonden.
De reportage kan ook als volgt worden samengevat: er schort wat aan de manier waarop diagnostiek binnen onze geestelijke gezondheidszorg georganiseerd is. Gespecialiseerde centra waar complexe diagnostiek wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld van ontwikkelingsstoornissen, kampen met enorme capaciteitsproblemen. Wachtlijsten van 1 tot 2 jaar zijn eerder de regel dan uitzondering. Geen wonder dat mensen zich dan wenden tot het ambulante privé-aanbod. In dit circuit is echter geen enkele structurele terugbetaling voorzien vanuit de overheid – en de kosten van zo’n onderzoek lopen al snel op.
De reportage legde op een zoveelste manier de historische onderfinanciering van de ggz-sector in dit land bloot. Slechts 6 procent van ons totale zorgbudget gaat naar geestelijke gezondheidszorg terwijl de OESO minstens 10 procent aanbeveelt. Als je weet dat in België naar schatting één op vier mensen ooit te maken krijgt met een psychische stoornis, en psychische stoornissen de Belgische economie jaarlijks naar schatting zo’n 12 miljard euro kost in verloren productiviteit en ziektekosten, dan zou je verwachten dat de ggz-sector een groter stuk van de taart zou toebedeeld krijgen. Niets is echter minder waar.
Financiering maakt zorg nochtans toegankelijk en laagdrempelig, iets waar de ouders van Damon bij gebaat zouden zijn geweest. Psychiaters en psychologen vragen al langer om meer financiering, in het bijzonder voor psychodiagnostisch onderzoek. Zoals Marina Danckaerts (UPC KU Leuven) al aangaf: kwaliteitsvolle diagnostiek vereist vaak multi- en interdisciplinaire samenwerking omwille van de multifactoriële aard van heel wat psychische problematieken. Ondanks richtlijnen bestaat er niet iets als een standaardtraject en is er vaak nood aan een relatief langdurig onderzoekstraject. Voldoende capaciteit om ervoor te zorgen dat het aanbod mee kan met de vraag is dan noodzakelijk.
Een goede financiering kan diagnostiek overigens ook kwaliteitsvoller maken. De psycholoog die in de reportage een diagnose stelt aan de hand van een enkel gesprek (online, nota bene) doet onze beroepsgroep oneer aan. ADHD is een aandoening die op basis van gedragssymptomen moet worden gesteld. Deze staan helder beschreven in classificatiesystemen, zoals de DSM, en zouden leidend moeten zijn om in het eindoordeel de diagnose van ADHD wel of niet toe te kennen. De grondige gegevensverzameling die hiervoor noodzakelijk is heeft duidelijk niet plaatsgevonden. Psychologen hebben de deontologische plicht om hun handelen af te stemmen op evidence- en praktijk-gebaseerde inzichten. Het doet de vraag rijzen of er wel voldoende aandacht wordt besteed aan wie aan diagnostiek mag doen en onder welke voorwaarden.
Belangrijk voor ons als beroepsgroep blijft uiteraard om te ijveren voor meer financiering. Diagnostische centra, zoals Referentiecentra voor Autisme (RCA) of Centra voor Ontwikkelingsstoornissen (COS), zijn overbevraagd en te beperkt in aantal. Diagnostiek door privé-zorgverstrekkers wordt bovendien op geen enkele manier terugbetaald. Dit voedt een pervers verdienmodel waar niemand bij gebaat is. De financiering binnen onze gezondheidszorg zou nochtans een weerspiegeling moeten zijn van wat we als maatschappij belangrijk vinden. We vinden het de normaalste zaak van de wereld dat medische beeldvorming of bloedanalyses worden terugbetaald. Voor psychiatrische diagnostiek liggen de kaarten echter helemaal anders. Vinden we het als samenleving dan niet belangrijk dat ontwikkelingsstoornissen of persoonlijkheidsproblemen tijdig en vlot kunnen worden vastgesteld, zodat mensen die eronder lijden naar gepaste zorg kunnen worden toegeleid?
Ten slotte moet ook worden gezegd: diagnostiek gaat om meer dan enkel classificeren – er zou geen sprake mogen zijn van een ‘jacht op labels’. Een kwaliteitsvol diagnostisch onderzoek kan levens ingrijpend veranderen, doordat mogelijkheden en tekortkomingen helder in kaart worden gebracht. Van hieruit kunnen specifieke handelingsgerichte adviezen worden geformuleerd voor ouders én leerkrachten. Het aanreiken van concrete handvatten voor behandeling en ondersteuning – daarin ligt de grote kracht van diagnostiek. Laat ons dat toch niet vergeten.
Auteur: Steven Joris
Functie: Expert diagnostiek binnen de Expertiseunit Zorg en Welzijn (Thomas More), en co-directeur van de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen (VVKP)
Tekst: reactie op de Pano-reportage, ‘de jacht op labels’, van 22 oktober 2024
Contact: steven.joris@thomasmore.be of steven.joris@vvkp.be